Paragraaf 6 Leerpunten bij de hoofdstuk
Paragraaf 6 Leerpunten bij dit hoofdstuk
1. Door je uiterlijk geef je aan wie je bent (identiteit).
2. Aspecten van identiteit:
a. je ervaart continuïteit en samenhang;
b. je ervaart een bron en een bestemming;
b. je ervaart mogelijkheden en beperkingen;
d. je hebt een zelfbeeld.
3. Opgaven waar je voor staat bij de ontwikkeling van een eigen identiteit:
a. je dient zelfstandiger te worden;
b. je dient een eigen levensstijl te ontwikkelen;
c. je dient een persoonlijke toekomst te ontwerpen;
d. je denkt na of je bij een groep wilt horen.
4. Schoonheidsgevoelens zijn gevoelens van genoegen, behagen, aantrekkelijkheid, bevestiging en goedheid. Deze gevoelens kunnen betrekking hebben op aspecten uit de werkelijkheid, zoals mensen, objecten, klanken, ideeën, etc.
5. Er zijn twee basisstandpunten over wat schoonheid is. Aan de ene kant is er de opvatting dat schoonheid een eigenschap is van de dingen (van de objecten). Aan de andere kant is er de opvatting dat schoonheid subjectief is: het is een persoonlijk gevoel, een persoonlijke opvatting van degene die iets of iemand waarneemt.
6. Een omschrijving van ‘goede smaak’: een ontwikkeld gevoel voor wat mooi en lelijk is.
7. Schoonheid heeft een ruilwaarde.
8. Een schoonheidsideaal is een standpunt over wat mooi (en lelijk) is.
9. Elke samenleving heeft haar schoonheidsidealen.
10. Schoonheidsidealen hangen af van sekse, macht en levensbeschouwing.
11. Bij het onderwerp 'schoonheid en uiterlijk' kun je verschillende levensvragen stellen.
12. Levensvraag: is het wenselijk dat schoonheidsoperaties van jongeren verboden zijn?
Standpunt vóór: ieder mens heeft het recht om over zijn of haar eigen lichaam te beschikken (autonomie). Ook jongeren hebben dat recht. De ouders moeten daar wel bij betrokken zijn, maar als een jongere zestien jaar is, moet hij of zij zelf kunnen beslissen over zijn of haar lichaam.
Standpunt christendom: we moeten ons lichaam accepteren zoals het is. Je moet dankbaar zijn als je van de Schepper een gezond lichaam meekrijgt. Als volgens de wet schoonheidsoperaties van jongeren wel mogen, zoals nu het geval is, moeten de ouders daarover beslissen. Jongeren zijn gemakkelijk te beïnvloeden en kunnen niet zelfstandig over dit soort dingen beslissen.
13. Een definitie van mode is: een wijdverbreide, tijdelijke smaak en/of voorkeur op een bepaald maatschappelijk of cultureel gebied.
14. Mode is iets heel persoonlijks: door bepaalde kleding te dragen, geef je uitdrukking aan wie je bent of zou willen zijn. Mode is ook iets collectiefs: door bepaalde kleding te dragen wil iemand zich verbinden met de groep waartoe hij wil behoren.
15. Mode is alleen mogelijk als aan enkele voorwaarden voldaan wordt: vrijheid van mensen, een ontwikkelde economie en mensen/organisaties die voortdurende nieuwe ideeën voor vormgeving van kleding ontwikkelen en nieuwe mode produceren, communiceren en verkopen.
16. Belangrijk voor de mode-industrie is branding. Dit is het opbouwen van een merk: een naam, beeld of symbool - of een combinatie daarvan - waarmee een organisatie zichzelf of haar producten herkenbaar maakt voor de consument en zich onderscheidt van concurrenten. Kern van branding is het laden van een merk met bepaalde betekenissen en associaties zodat een bepaald imago opgebouwd wordt bij de consument.
17. Bij kleding maken we een onderscheid tussen Haute couture (exclusieve maatkleding bij een bepaald jaargetijde), Pret à porter (de modekleding die in grote aantallen gemaakt wordt en afgeleid is van de haute couture) en confectiekleding (deze kleding wordt in fabriek seriematig geproduceerd).
18. Aan het einde van de middeleeuwen is het begin te situeren van de kledingmode zoals we die nu kennen.
19. Typisch voor de twintigste eeuw is dat veranderingen in de mode zich in snel tempo voordeden en veelal reageren op maatschappelijke ontwikkelingen.