Paragraaf 4 Jongens en meisjes: verschillende rollen? - Test. De jongens - meisjes test

Vraag 1

Je stapt in de bus en de chauffeur is een vrouw.

1. a. Daar heb je geen vertrouwen in. Je ziet liever een man als chauffeur.
2. b. Geen probleem.
3. c. Het valt je wel op maar het zal wel goed zijn.

Vraag 2

Wie versiert wie? De jongen het meisje? Het meisje de jongen? Of allebei kan.

1. a. De jongen versiert het meisje.
2. b. Allebei is mogelijk.
3. c. Als de jongen verlegen is, kan het meisje ook het initiatief nemen.

Vraag 3

Je fietst door rood en wordt aangehouden door een agente. Wat denk je?

1. a. Politiewerk is mannenwerk.
2. b. Vervelend: dat gaat me geld kosten.
3. c. Ze zal wel niet zo streng zijn, dus kan het mee vallen.

Vraag 4

De vader van een klasgenoot kookt elke avond. De moeder is altijd laat thuis in verband met werk. Wat vind je daarvan?

1. a. Geen probleem. Het is logisch in die situatie.
2. b. Dat is heel onnatuurlijk: koken is toch niet iets voor mannen.
3. c. Het kan wel maar het is niet ideaal.

Vraag 5

Je hebt een vaste vrind(in). De ouders van je vriend(in) vinden dat jongens ook huishoudelijk werk moeten doen. Bijvoorbeeld de tafel mee afruimen, de afwas, etc. Hoe zie jij dat?

1. a. Dat is vanzelfsprekend.
2. b. Nee, dat is echt meisjeswerk.
3. c. Niet ideaal, maar als die ouders dat vinden, dan doe je dat.

Vraag 6

Een meisje uit jouw klas zit op voetbal. Hoe zie jij dat?

1. a. Fout. Voetbal is een mannensport. Vrouwen zijn er niet voor geschapen.
2. b. Geen probleem.
3. c. Het is niet fraai om vrouwen te zien voetballen, maar het moet wel kunnen.

Vraag 7

Op een kinderdagverblijf werkt een man op de babyafdeling. Hoe zie jij dat?

1. a. De verzorging en opvoeding van baby’s is een taak voor de vrouw.
2. b. Niet ideaal, maar als men onvoldoende vrouwen kan krijgen voor deze baan, dan is het te begrijpen.
3. c. Geen probleem.

Vraag 8

In Nederland zou een vrouw premier kunnen worden. Is dat een goede zaak?

1. a. Ja, dat moet kunnen.
2. b. Als er geen goede mannelijke kandidaten zijn, zou het moeten kunnen.
3. c. Nee, een premier moet iemand met gezag zijn. Mannen hebben nu eenmaal meer gezag dan vrouwen.

Vraag 9

Meisjes moeten zelf kunnen beslissen over wie hun (huwelijks-)partner wordt. Hoe ziet jij dit?

1. a. Mee eens. Het is uiteindelijk ook hun leven.
2. b. In sommige culturen is het de gewoonte dat de ouders daarover beslissen en dat moeten we respecteren.
3. □ c. Dat is een goede zaak, waarbij het wel goed is om de keuze af te stemmen met je ouders.

Vraag 10

Een mannelijke verpleger van de thuiszorg komt elke dag jouw oma wassen. Hoe kijk jij daar tegen aan?

1. a. Dat lijkt mij geen probleem.
2. b. Als de thuiszorg kan kiezen, dan liever een vrouw, zeker bij een oude mevrouw.
3. c. Dat hoort niet: een vrouw moet door een vrouw gewassen worden.

Vraag 11

Een man die huilt. Hoe vind je dat?

1. a. Een man huilt niet.
2. b. In uitzonderlijke situaties kan dat, bijvoorbeeld bij een begrafenis.
3. c. Dat moet kunnen, mannen hebben ook gevoelens.