Paragraaf 6 Verdiepingsstof: boeddhisme, religie zonder God?

Standpunt voor HAVO/VWO

Deel 3

Hoofdstuk 6 God

Paragraaf 6 Verdiepingsstof: boeddhisme, religie zonder God?

6.1 Inleiding
In deze paragraaf gaan we uitgebreid in op het boeddhisme. Dit is een levensbeschouwing die niet uitgaat van een God, maar toch wordt gezien als een religie. De opbouw van deze paragraaf is als volgt:
-    een overzicht van de geschiedenis van het boeddhisme (par. 6.2);
-    informatie over Boeddha, de stichter van het boeddhisme (par. 6.3);
-    twee belangrijke boeddhistische stromingen: het theravāda-boeddhisme en het mahāyāna-boeddhisme (par. 6.4;
-    de levensbeschouwelijke uitgangspunten van het Boeddhisme (par. 6.5);
-    boeddhistische geschriften, symbolen en feesten (par. 6.6);
-    Boeddhisme: geen dienst aan God (par. 6.7).

6.2 Geschiedenis van het boeddhisme
Het boeddhisme is een levensbeschouwing die ontstaan is uit het hindoeïsme. De aanhang van het boeddhisme wordt geschat op ongeveer 415 miljoen mensen, vooral in landen als Sri Lanka, Birma, Indonesië, China, Korea en Japan. Het boeddhisme is een levensbeschouwing met diverse stromingen en opvattingen.
Boeddha wordt gezien als de stichter van het boeddhisme. Hij werd 490 voor Christus als Siddharta Gautama geboren uit koninklijke ouders in wat nu het zuiden van Nepal is. Hij leidde een welvarend leven aan het hof totdat hij oog kreeg voor de ellende in de wereld. Siddharta concludeerde uit het laatste dat het leven van de mens ten diepste een leven van lijden is.
Vele omzwervingen brachten hem bij de boom van Verlichting (de bodhi-boom). Daar mediteerde hij 49 dagen en kreeg hij een fundamenteel begrip van het menselijk bestaan. Hij ontdekte dat echte bevrijding wordt bereikt door onthechting: door als mens niet te willen, niet te begeren en niet te verlangen.
Siddharta zwierf de rest van zijn leven, mediteerde, onderwees de Dharma (de waarheid van het leven) en stond aan de basis van de boeddhistische gemeenschap (Sangha). Hij overleed in 410 voor Christus. Zijn wijze uitspraken werden al tijdens zijn leven verzameld door zijn leerlingen. Zij noemden hem Boeddha hetgeen betekent: hij die ontwaakt is (Verlichte).
Al tijdens het leven van Boeddha was er een boeddhistische gemeenschap ontstaan. Er ontstonden boeddhistische kloosters en bedelorden.
Het theravāda-boeddhisme was de hoofdstroming na de dood van Boeddha. Deze stroming wilde de oorspronkelijke boeddhistische leer aanhouden.
Het mahāyāna-boeddhisme is ontstaan uit het theravāda-boeddhisme in de eerste eeuw na Christus in India. Deze stroming benadrukt dat iedereen Verlichting kan bereiken, niet alleen monniken en nonnen zoals bij het theravāda-boeddhisme, maar ook leken.
In de zesde eeuw ontstaat als afsplitsing van het mahāyāna-boeddhisme het tantraboeddhisme. Deze stroming legt de nadruk op rituelen en symboliek. Het stimuleert het doen van oefeningen die tot een onmiddellijke Verlichtingservaring leiden.
Vanaf de zestiende eeuw werden de Dalai Lama’s (boeddhistische leraren) de wereldlijke en godsdienstige leiders van Tibet.
In de Westerse wereld was het boeddhisme tot 1850 nauwelijks bekend. Dat veranderde onder invloed van diverse ontwikkelingen, zoals de toename van communicatie tussen verschillende delen van de mondiale samenleving. Vanaf halverwege de twintigste eeuw werd het boeddhisme in West-Europa vertegenwoordigd door immigratiegemeenschappen (denk aan het Verenigd Koninkrijk) en door westerse bekeerlingen.
Oosterse invloeden (waaronder het Boeddhisme) zijn ook aanwezig in de (pop)muziek (denk aan de Beatles, sommige dance muziek en Asian Undergroud), de gezondheidszorg (denk aan meditatie) en de alternatieve geneeskunde (Ayurvedische geneesmiddelen). Ook ontwikkelen zich nieuwe religieuze bewegingen met oosterse invloeden zoals de Bhagwan, Hare Krishna, Transcendente Meditatie en New Age.

6.3 Boeddha: de stichter
Boeddha wordt gezien als de stichter van het boeddhisme. In de ogen van boeddhisten ontstond het boeddhisme al voor zijn geboorte met de verhalen over zijn vorige levens. Het Boeddhisme gaat immers uit van de leer van de wedergeboorte: iemands leven is het resultaat van zijn handelingen in een vorig leven.
Boeddha werd omstreeks 490 voor Christus als Siddharta Gautama geboren in wat nu het zuiden van Nepal is. Hij werd uit koninklijke ouders geboren: vandaar dat we ook spreken over prins Siddharta.
Wetenschappers zijn het er over eens dat Boeddha een historische figuur is geweest, hetgeen niet wegneemt dat zijn geboorte en leven omgeven is door allerlei wonderlijke verhalen. Zo zou zijn moeder, koningen Maya, bij zijn conceptie gedroomd hebben dat een witte olifant pijnloos aan haar zijde ontsprong, zeven stappen deed en sprak: “Ik ben geboren om verlichting (bodhi) te bewerkstellingen voor de goede mensen op deze aarde. Dit is mijn laatste geboorte.”
Siddharta had een onbezorgde jeugd in het paleis van zijn ouders. Deze lieten hem trouwen met Jasjoda. Zij kregen een zoon met de naam Ráhoela. Toen hij een jaar of dertig was, wilde Siddharta wel eens weten wat er zich buiten het paleis afspeelde. Hij vroeg toestemming aan zijn ouders om zich buiten de paleismuren te begeven en kreeg die van zijn vader. Tijdens de wandelingen die hij maakte in een tuin werd hij zich bewust hoeveel lijden er was onder de mensen. Hij zag een oude man die ongelukkig was en een zieke man die zich rondwentelde in bloed en vuil. Ook werd hij geconfronteerd met een lijk dat werd weggedragen op een baar om verbrand te worden. Siddharta concludeerde uit deze ervaringen dat het leven van de mens ten diepste een leven van lijden is.


Tijdens zijn wandelingen kwam hij ook in contact met een bedelmonnik: iemand die gedisciplineerd en sober leefde wat betreft eten, drinken en seksualiteit, maar wel tevreden was. Siddharta raakte geïnspireerd door deze man en ging zelf ook als een asceet leven. Hij voerde zijn zelfverzaking zover door dat hij bijna overleed. Op een gegeven moment zag hij in dat deze manier van leven toch niet leidde tot de gewenste vorm van verlichting. Siddharta koos daarom voor een middenweg tussen totale ascese en genot.
Vele omzwervingen brachten hem op een gegeven moment bij de boom van verlichting (de bodhi-boom). Hij deed daar - in een 49 dagen durende meditatie - een ultieme poging zich te bevrijden van lijden, dood en wedergeboorte. Volgens de overlevering werd hij daarbij getest. De God Mara zond zijn dochters om Siddharta te verleiden en zijn zoons om hem weg te jagen. Siddharta weerstond beide aanvallen. Tijdens een laatste nacht van meditatie kreeg hij een fundamenteel begrip van het menselijk bestaan. Hij kreeg inzicht in Dharma: de waarheid van het menselijk bestaan. De kern van die waarheid is het inzicht in de bevrijdende ontdekking van het niet-willen, het niet-begeren en het niet-verlangen als manieren om immuun te zijn voor psychische pijn.
Siddharta zwierf de rest van zijn leven in gebieden die nu het noorden van India vormen. Hij mediteerde, onderwees de Dharma en stond aan de basis van de boeddhistische gemeenschap (Sangha). Zijn aanhangers noemen hem Boeddha (de verlichte), hetgeen een eretitel is van een persoon die buitengewoon veel wijsheid bezit. Boeddha werd dus niet gezien als een God of een bovennatuurlijk wezen maar als een wijze leraar die de antwoorden had op de grote levensvragen in het menselijk bestaan. Zijn wijze uitspraken werden al tijdens zijn leven verzameld door zijn leerlingen.
Hij stierf al mediterend in 410 voor Christus. Na de crematieplechtigheid verzamelden zijn aanhangers beenderresten, as en de urn. Ze plaatsten dit in verschillende grafheuvels (stüpa’s). Boeddhisten vereerden deze plaatsen met relikwieën van hun stichter.

6.4 Het theravāda-boeddhisme en het mahāyāna-boeddhisme
Het theravāda-boeddhisme is een stroming binnen het boeddhisme die de oorspronkelijke boeddhistische leer wil aanhouden. Theravada betekent dan ook letterlijk: traditie der ouderen. Deze richting binnen het boeddhisme was de hoofdstroming na de dood van Boeddha in de vijfde eeuw voor Christus, waar andere scholen uit voortkwamen, waaronder uiteindelijk het mahāyāna-boeddhisme.
Het theravāda-boeddhisme wordt vooral aangehangen in landen als Sri Lanka, Myanmar, Thailand, Cambodja en Laos.
Het theravāda-boeddhisme is sterk gericht op de Vier Nobele Waarheden en het Edele Achtvoudige Pad. Het doel van het leven is een einde te maken aan het lijden (dukkha) en het bereiken van de staat van Verlichting. De mens kan tot Verlichting komen door wijsheid, moreel gedrag en meditatie. Een mens die de staat der Verlichting heeft bereikt, wordt een Arahant (een nobele) genoemd. In feite bereikt hij hetzelfde als Boeddha, maar er is één verschil: Boeddha bereikte het Nirwana op eigen kracht, terwijl de Arahant de hulp van de meester (Boeddha) nodig heeft. In deze boeddhistische traditie staan monniken en nonnen centraal en kan niet iedereen de staat der Verlichting bereiken.
Het mahāyāna-boeddhisme is ook een belangrijke stroming binnen het boeddhisme. Het is ontstaan in de eerste eeuw na Christus in India en heeft zich later ook verspreid, onder andere naar China. Mahāyāna betekent letterlijk: het grote voertuig. Het is een beeld dat verwijst naar het idee dat iedereen Verlichting kan bereiken, niet alleen monniken en nonnen, maar ook leken.
Een belangrijk, onderscheidend uitgangspunt van deze stroming is de figuur van de bodhisattva. De bodhisattva is een boeddhistische heilige die de Verlichting bereikt heeft en op het punt staat het Nirwana binnen te treden. Maar hij ziet daar vanaf omdat hij dienstbaar wil zijn om andere levende wezens gelukkig te maken. Altruïsme en mededogen zijn belangrijk binnen het ideaal van de bodhisattva en het mahāyāna-boeddhisme.
Het bodhisattva-ideaal laat zien dat het heil van álle levende wezens belangrijk is. Het maakt ook duidelijk dat ieder mens een aanleg heeft om Boeddha te worden. Met andere woorden: de Boeddhanatuur is in principe in elk mens aanwezig. Het is dus ook niet noodzakelijk om monnik of non te zijn om het voorbeeld van Boeddha te volgen.
Het ideaal van de bodhisattva staat tegenover het arhat-ideaal: dat is het ideaal van een heilige die volledig gefixeerd is op het bereiken van zijn eigen Verlichting. Het arhat-ideaal is weggelegd voor monniken, terwijl het bodhisattva-ideaal juist ook een mogelijkheid is voor leken.
Het bodhisattva-ideaal heeft vooral aanhang binnen het mahāyāna-boeddhisme, terwijl het arhat-ideaal vooral gedragen wordt binnen het theravāda-boeddhisme.

6.5 Levensbeschouwelijke uitgangspunten
Het boeddhisme heeft op een aantal punten een zekere verwantschap met het hindoeïsme. Zo gaat men er vanuit dat het bestaan een cyclisch karakter heeft. Levende wezens maken een kringloop door van geboorte, leven, dood en wedergeboorte. De aard van de wedergeboorte wordt beïnvloed door het gedrag (karma) in vorig leven. Goede daden leiden tot een goede wedergeboorte en slechte daden tot een slechte wedergeboorte. De mens wordt (weder-)geboren uit een vroeger leven en na dit leven wacht een nieuw leven. Afhankelijk van hoe je je gedragen hebt tijdens je vorige leven, word je opnieuw geboren als hellegeest, dier, geest, mens of als God.
Typisch voor het boeddhisme is de gedachte dat de kring van wedergeboorte een en al lijden en dood is. Bevrijding kan plaatsvinden door het bereiken van de staat der Verlichting en de intrede in het Nirwana.
De kern van de boeddhistische levensbeschouwing bestaat uit de Vier Nobele Waarheden en het volgen van het Edele Achtvoudige Pad. De Vier Nobele Waarheden zijn:
1.    Het leven van de mens wordt gekenmerkt door lijden. Er is een oneindige aaneenschakelijking van verdriet, ongeluk en onwetendheid. Vooral het zien sterven van een geliefd mens of het einde van een gelukservaring laat zien dat het leven een en al lijden is.
2.    Het lijden wordt veroorzaakt door de gehechtheid. De mens is bij voortduring bezig zijn verlangens te bevredigen en het besef van dit verlangen doet steeds als een gevoel van gemis aan. Lijden!
3.    Het lijden kan worden overwonnen door te geraken in een staat van niet-gehechtheid. Deze staat kan de mens bereiken door niet langer te begeren. De toestand van niet-gehechtheid wordt ook wel genoemd Nirvana. In het Sanskriet betekent dit begrip: kalmeren, niet-waaien. Het Nirvana kan worden gezien als een tijdloze, spanningloze, vreedzame toestand waarbij de passies, begeerten en driften zijn uitgedoofd. Men is volkomen tot rust gekomen door de onthechting.
4.    Er is een weg naar de opheffing van het lijden: het volgen van het Edele Achtvoudige Pad. De mens kan het Nirwana bereiken door een bepaald pad te volgen in zijn leven: het middenpad. Dat pad houdt het midden tussen aan de ene kant totale onthechting (ascese) en aan de andere kant het totale genieten. Het middenpad wordt ook wel genoemd het Edele Achtvoudige Pad:

Het Edele Achtvoudige Pad:

Fase 1: Wijsheid
1.    Het juiste inzicht: vooral het inzicht dat het leven lijden is.
2.    Het juiste denken: vooral de gedachte en het besluit om te ontsnappen aan de huidige situatie.
Fase 2: Ethisch gedrag
3.    Het juiste spreken: de waarheid spreken, niet kwaad spreken, niet kwetsen, etc.
4.    Het juiste handelen: meewerken aan het geluk van anderen, niet doden, geen seksueel wangedrag, etc.
5.    Het juiste leven: niet handelen in slaven, vlees, wapens, vergif en drugs.
Fase 3: Concentratie en levensinstelling
6.    Het juiste streven: de vermijding van slechte gedachten en het bevorderen van goede gedachten.
7.    Het juiste bewustzijn: het bewustzijn van de kern van het menselijk bestaan (lijden en manieren om het lijden te overwinnen).
8.    De juiste meditatie: tijdens de meditatie kan met ontdekken dat alles voorbijgaand en vergankelijk is, evenals dat onthechting bijdraagt aan het bereiken van de staat van Nirwana.

6.6 Boeddhistische geschriften, symbolen en feesten
Een belangrijk geschrift in de boeddhistische traditie is de Tipitaka. Deze tekst is geschreven in het Pali (een Indo-Arische taal in India) en wordt daarom ook wel Pali-canon genoemd.
Tipitaka betekent letterlijk de drie manden:
a.    de Sutta: leerstellingen van Boeddha.
b.    de Vinaya Pitaka: morele principes en disciplinaire regels.
c.    de Abbidhamma Pitaka: de systematische analyse van alle onderdelen van het gedachtegoed van het boeddhisme.
De Tipitaka is de officiële tekst van het theravāda-boeddhisme.
Belangrijke boeddhistische symbolen zijn de boom, het wiel en de kleine stūpa.
De boom symboliseert de verlichting. Het refereert aan de 49 dagen durende meditatie die Boeddha deed bij de boom van verlichting (de bodhi-boom), in een poging zich te bevrijden van lijden, dood en wedergeboorte en de staat van Verlichting te bereiken.
Het wiel staat symbool voor de leer van Boeddha (Dharma). De gedachte is dat met de eerste toespraak van Boeddha het wiel van de waarheid in beweging is gezet. Vanaf dat moment kunnen steeds meer mensen kennis nemen met de waarheid van het leven. Het wiel kan dan ook niet meer worden stilgezet. Het wiel heeft acht spaken en die staan symbool voor het edele achtvoudige pad.
De stūpa is een relikwieheuvel met daarop een koepelvormig bouwwerk. Vroeger verwees het naar de grafheuvel waar Boeddha geacht werd begraven te zijn. Later stond de stūpa symbool voor de aanwezigheid van de Boeddha.
De Borubudur is een beroemd boeddhistisch bouwwerk in Indonesië. Het is gebouwd als een grote stÅ«pa met boven op het bouwwerk vele kleine stÅ«pa’s, waar zich beelden van Boeddha bevinden. Het bestijgen van het bouwwerk kan gezien kan worden als een weg naar Verlichting. Pelgrims eigenen zich de boeddhistische leer toe door zeven keer op een dag langs verschillende reliëfs met de klok mee naar boven te lopen.
Het Boeddhabeeld is ook een belangrijk herkenningspunt voor het boeddhisme. Boeddha zit in een lotushouding en mediteert. In de boeddhistische opvatting over meditatie wordt het lichaam gezien als een medium en ontvangstruimte van de Verlichting. Vaak heeft het Boeddhabeeld een bolvormig uitwas op het hoofd. Dat staat symbool voor het grote inzicht van de meester. Ook zien we dat hij met zijn rechterhand de aarde aantikt. De lange oorlellen symboliseren de Koninklijke afkomst van Boeddha.
Boeddhabeelden hebben een plaats in tempels en in huizen van mensen. Ze zijn vaak omgeven door kaarsen, wierook, bloemen en schaaltjes met offergaven.
Boeddhistische kunstuitingen herkennen we in ikebana: de kunst van het bloem schikken.
De belangrijke feesten in het boeddhisme zijn verbonden met gebeurtenissen uit het leven van Boeddha en zijn relikwieën. Zo is er de Boeddhadag in Sri Lanka en andere boeddhistische landen. Er zijn ook feesten die betrekking hebben op het ontstaan van de boeddhistische gemeenschap, seizoensfeesten en er is een feest van de doden. Zoals in andere levensbeschouwingen zijn er in het boeddhisme ook overgangsrituelen.

6.7 Boeddhisme: geen dienst aan God
Het boeddhisme wordt meestal niet als een ‘godsdienst’ gezien, maar wel als een ‘levensleer’ of een ‘filosofie’. Het boeddhisme kent niet het idee dat de mens geschapen is door een God. Ook ontbreekt de opvatting dat de mens God moet dienen en dat de bevrijding van de mens uiteindelijk in handen ligt van God. Een God die de mens geboden en verboden oplegt, is het boeddhisme vreemd, evenals daarmee samenhangende concepten als gehoorzaamheid, straf en vergeving.
Volgens het boeddhisme moet de mens zijn ware ik leren kennen (het ik is een ik van lijden door begeerte en gehechtheid) en streven naar bevrijding door het opgeven van egoïsme en drift. De boeddhist heeft God niet nodig voor zijn bevrijding.
Het boeddhisme is dus in strike zin géén godsdienst. Er zijn wel argumenten om het boeddhisme een religie te noemen. Maar dan bedoelen we met religie niet zozeer de dienst aan God (‘godsdienst’) als wel het besef van transcendentie: het idee dat er een andere werkelijkheid is die de waarneembare werkelijkheid overstijgt. Er zijn verschillende argumenten om het boeddhisme zo te zien:
-    Boeddha functioneert als een geestelijk beginsel, dat als Boeddhanatuur in alle mensen aanwezig is.
-    De verschijning van Mara als bovennatuurlijke vertegenwoordigster van het kosmisch kwaad. Mara vertegenwoordigt in veel verhalen en symbolen de begeerte en de dood: de twee vijanden die ieder mens die streeft naar Verlichting tegenkomt in zijn leven. Veel mythen in het boeddhisme eindigen met een overwinning over Mara (gerepresenteerd als demon of kwade geest).
-    In de opname van de boeddhistische mythen in de diverse Aziatische culturen werden steeds (nieuwe) goden en demonen geïntegreerd, zeker in het mahāyāna-boeddhisme.
-    In sommige boeddhistische stromingen zijn er veel liturgische praktijken (bv. in het vajrayāna-boeddhisme).
-    De plaats en de rol van de boeddhistische leer in de volksreligiositeit in Azië.

Bronnen:
-    Boeddhisme, dr. Marein van den Boom en Lourens Minnema, uitg. Kok, Kampen 2006.
-    Boeddhisme, Malcolm David Eckel, uitg. Librero, Kerkdriel 2003.
-    Boeddhisme, Jan Hoppers, uitg. DAMON, Budel 1998.
-    Het Boeddhisme, Frans Boddeke, in Frontlijn, 42e jrg., nr. 4, december 1995.
-    Grondleggers van het geloof, H.J. Beck e.a., uitg. Prometheus, Amsterdam 1997.
-    Zen heeft geen zin, Leonie van Lierop, NRC Handelsblad 13 juni 2009.