Paragraaf 9 Oefentoets bij dit hoofdstuk

Open vragen
1.    Wat bedoelen we met de uitdrukking: ‘Doodgaan hoort bij het leven.’
2.    Het verwerken van de dood van een dierbare naar aanleiding van een verkeersongeluk is vaak moeilijker dan na een lang ziekbed. Waarom?
3.    Bij een crematie gaan de nabestaanden op verschillende manieren om met as. Leg dit uit.
4.    Noem drie moderne rouwrituelen.
5.    Waarom kampt de mens met zoveel angst en onzekerheid, volgens Bergson?
6.    Het lot dat de overledenen moesten dragen in de dodenwereld was verschillend. Leg dit uit.
7.    Noem vier levensvragen bij de dood.
8.    Wat bedoelt het christendom met het Rijk van God?
9.    Mensen die niet leefden volgens de normen van het geloof, en dus ‘zondigden’, zouden terechtkomen in de hel. Wat bedoelde men vroeger met het woord \'hel\'?
10.    Wat is de kern van de humanistische levensbeschouwing?
11.    Volgens humanisten moet je zelfbeschikking niet los zien van verantwoordelijkheid. Leg dit uit.
12.    Wat is totale verlossing binnen het hindoeïsme?
13.    Beschrijf het latere hindoeïsme (800 - 1800)

Multiple-choice vragen: goed of fout
Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!
1.    Een voorbeeld van een natuurlijke dood is zelfdoding.
2.    Veel afscheidsrituelen hadden vroeger als doel om de ziel van de overledene gunstig te stemmen.
3.    Hindoeïstische aanduiding voor hemel: Djenna.
4.    Obool was een muntstuk bij de oude Romeinen.
5.    Een levensvraag bij dood is: “Wanneer treedt bij een dood lichaam de staat van ontbinding in?”
6.    Een sociale vraag bij het thema \'dood\' is: "Is er leven na de dood?\'
7.    Het Rijk van God komt door toedoen van God. Wij kunnen daar niets aan bijdragen.
8.    Humanisten vinden euthanasie in strijd met het zelfbeschikkingsrecht van de mens.
9.    Wereldwijd leven er ongeveer 1700 miljoen hindoes.
10.    Karma betekent: handeling of daad.
11.    Harijans: kinderen van Mohammed.
12.    Bhakti staat voor de liefdevolle overgave en toewijding aan God, en dan vooral een persoonlijke God.

Antwoorden

Open vragen
1.    De dood kun je niet ontwijken: onverbiddelijk slaat hij een keer toe. De dood is voor ieder van ons een onvermijdelijk gegeven.
2.    Er is al een stuk verwerking geweest omdat men de dood ziet aankomen en er aan kan wennen.
3.    Ze kunnen de as bewaren in een asbus en deze plaatsen in een algemene nis in het crematorium of in een standaardgraf, eventueel bij een bestaand graf. Nabestaanden kunnen de as ook bewaren in een sierurn en deze laten bijzetten in een urnenmuur (columbarium) of in een urnentuin bij het crematorium of op een begraafplaats. De as kan ook worden opgeborgen in een sieraad. Een mogelijkheid is de as te (laten) verstrooien op het land, in de zee of in de lucht. Een derde manier is om as te verwerken, bijvoorbeeld in een tatoeage, een diamant of een boom.
4.    a. Herdenkingsplaatsen in de publieke ruimte.
    b. Stille tochten.
    c. Condoleance- en gedenksites.
5.    De mens is het enige levend wezen dat zijn eigen dood kan voorzien en dat zich bewust is van de eindigheid van het leven. Maar juist dat unieke vermogen heeft wel tot gevolg dat diezelfde mens met veel (existentiële) angst en onzekerheid kampt, namelijk dat er een tijd komt dat hij er niet meer is, dat hij niet meer te midden van zijn familie en vrienden kan zijn en ook de angst voor wat er is ná zijn dood.
6.    Er werd onderscheid gemaakt tussen rechtvaardigen en boosdoeners. De laatsten kwamen terecht in de Tartarus: een kerker met eeuwige duisternis die zich bevond diep onder de onderwereld. De overledenen die tijdens hun leven de goden beledigd hadden, kregen hier hun welverdiende straf. Deze straf hield veelal het vervullen van een onmogelijk taak in. (denk aan Sisyphus en Tantalus). De zielen van de rechtvaardigen hadden een beter leven in de onderwereld. Ze verbleven in de Elyseïsche Velden. Daar was het altijd zomer en aangenaam om te verblijven.
7.    Wat is de zin van het leven als ik zeker weet dat ik eens zal doodgaan?
    Welke betekenis heeft de dood voor mij op dit moment?
        Is er leven na de dood?
        Bestaat er een hemel en een hel?
          Geloof ik in wedergeboorte (reïncarnatie)?
        Is ons lichaam sterfelijk en onze geest onsterfelijk?
      Hoe zou het leven zijn zonder de dood?
        Mag ik zelf het moment uitkiezen waarop ik dood wil?
8.    Het moment van het allesomvattende heil. Leven na de dood wil voor een christen zeggen dat er een moment komt dat iedereen gelukkig is.
9.    Bij de hel had men het beeld van een brandende vuilnisbelt. In christelijke uitingsvormen (preken, boeken, schilderijen) zien we dat de mensen in de hel gemarteld worden door allerlei duivels. Dit beeld zou de mensen zodanig moeten afschrikken dat men het wel zou laten om te zondigen tegen de regels van het geloof. Ook had men bij het idee van de hel de bedoeling dat armen niet in opstand zouden komen tegen de machthebbers.
10.    Het humanisme is een levensbeschouwing die veel waarde hecht aan de mens. Een humanist gelooft dat de mens zélf vorm en zin moet geven aan zijn leven.
11.    Bij de uitoefening van je zelfbeschikkingsrecht hoor je te beseffen dat je met anderen samenleeft en dat jouw gedrag daar invloed op heeft. Het is denkbaar dat jouw gedrag materiële of geestelijke schade berokkent aan anderen. Denk aan vernieling, pesten, beledigen, etc.
12.    
13.    Het gaat er daarbij om dat Atman bevrijd wordt uit zijn ‘gevangenis’ en teruggaat naar zijn oorsprong: het goddelijke. Dit is de hoogste vorm van bevrijding: zij is onomkeerbaar en blijft eeuwig. Deze toestand kan gezien worden als de hoogste vorm van gelukzaligheid.
14.    In deze periode wordt het Vishnuïsme steeds belangijker, evenals de invloed van bhakti. Dit laatste accent staat voor de liefdevolle overgave en toewijding aan God. De gelijkheid tussen mensen wordt bevorderd en men is er op gericht de lagere klassen te verheffen. Ook vrouwen krijgen meer ruimte om te participeren in het sociale leven, onder invloed van bhakti.

Multiple-choice vragen: goed of fout
1f, 2g, 3f, 4f, 5f, 6f, 7f, 8f, 9f, 10g, 11f, 12g.