Paragraaf 8 Leerpunten bij de hoofdstuk

Paragraaf 8 Leerpunten bij dit hoofdstuk

 

  1. Ieder mens gaat dood. Doodgaan hoort bij het leven.
  2. Dood: natuurlijk of niet-natuurlijk.
  3. Dood: dichtbij en op afstand.
  4. Rouwen is iets persoonlijks: mensen voelen op verschillende manieren verdriet bij het overlijden van een dierbare en uiten dat ook verschillend.
  5. Mensen beschikken over rituelen om afscheid te nemen van hun overleden dierbaren. Een aantal met elkaar samenhangende rituelen rond het afscheid nemen van een dierbare noemen we een afscheidsceremonie.
  6. Christelijke rituelen bij de dood: sacrament van de ziekenzalving, uitvaartmis, begrafenis of crematie.
  7. Islamitische rituelen bij de dood: een testament en het vereffenen van schulden, schenking, hoofd in de richting van Mekka gelegd (Qibla), ritueel reinigen lichaam, gebeden in moskee, begrafenis, steun van nabestaanden door familie.
  8. Moderne rouwrituelen:
    1. Herdenkingsplaatsen in de publieke ruimte
    2. Stille tochten
    3. Condoleance- en gedenksites
  9. Filosofen over de dood:
    1. Epicurus: godsdienst is een ziekte waaraan mensen leiden uit angst voor het hiernamaals.
    2. David Hume: godsdienst komt voort uit de angst voor dood en ongeluk en uit het verlangen naar geluk en voedsel.
    3. Mircea Eliade: de godsdienstige mens probeert zijn eigen tijdelijkheid en vergankelijkheid te overstijgen door deel te willen uitmaken van een groter - oneindig - geheel.

 

 

Paragraaf 3 Verdiepingsstof: de oude Grieken over de dood

  1. De oude Grieken gingen uit van een bovenwereld en een onderwereld. Overledenen werden onder begeleiding van de god Hermes naar de onderwereld (Hades) gebracht. De veerman Charon zorgde voor de overtocht over de Styx. Het lot dat de overledenen moesten dragen in de dodenwereld was verschillend. Er werd onderscheid gemaakt tussen rechtvaardigen en boosdoeners.
  1. Bij de dood kun je (fundamentele) levensvragen stellen.
  2. Levensvraag: is er leven na mijn dood? Standpunten:
    1. christelijk: Ja, er is leven na de dood: het Rijk van God. Leven na de dood wil voor een christen zeggen dat er een moment komt dat iedereen gelukkig is. Het moment van het allesomvattende heil wordt Rijk van God genoemd.
    2. humanistisch: Nee, er is niets na de dood. De mens moet accepteren dat de dood eens komt en daarom onvermijdelijk is. Humanisten betrekken het zelfbeschikkingsrecht van mens ook op kwesties van leven en dood.
    3. spiritistisch: Ja, er is leven na de dood: je astraal lichaam leeft verder.
  3. Hindoes geloven dat er leven is na de dood in de vorm van reïncarnatie. De dood is een overgang naar een ander (zielen-) leven. Uiteindelijk zal de ziel na een aantal wedergeboorten opgaan in - en één worden met - Brahman: datgene wat onze werkelijkheid overstijgt, de grond van alle bestaan (het Zijn). In het leven gaat het erom ons los te maken van de materie (het stoffelijke, het lichamelijke) en zo de voorbereidingen te treffen op de dood, wat uiteindelijk - na een aantal wedergeboorten - bij het hindoeïsme het samenvallen is van Atman en Brahman. Dit losmaken van het materiële wordt ook wel ‘ascese’ genoemd. In het Indiase hindoeïsme is het reïncarnatiegeloof sterk verbonden met het kastenstelsel. De plaats die je krijgt binnen dit kastenstelsel hangt af van je gedragingen in je vorige leven.

 

Paragraaf 6 Verdiepingsstof: hindoeïsme en reïncarnatie

  1. In de laatste eeuwen zijn er binnen het hindoeïsme twee hoofdgoden, Vishnu en Shiva. Een derde belangrijke god is Brahma, de schepper van alles. Naast al deze er persoonlijke goden gaat men ook uit van het goddelijke als onpersoonlijk principe en dat noemt men Brahman. De bovennatuurlijke wereld van het hindoeïsme kent naast goden nog andere wezens, zoals demonen, geesten van doden, waternimfen, boze geesten en bepaalde dieren die als heilig worden beschouwd. Het goddelijke uit zich in de gehele werkelijkheid, ook in de mens. Hoe meer dit gebeurt en hoe verder dit gaat, hoe minder wezenlijk en ook hoe minder goddelijk deze manifestatie is. Wel is het zo dat er fragmenten van Brahman (Atman) in levende wezens, ook in mensen, terechtkomen. Maar deze worden omgeven door het menselijk lichaam, dat vooral materie is.
  2. Het is belangrijk dat de mens tot inzicht komt en zijn ‘lagere instincten’ leert beheersen. Het gaat er om een staat van verlichting te bereiken en je los te maken van de beklemming van de materie, het lichamelijke. Dan wordt het mogelijk dat het kleine deeltje goddelijkheid (Atman), bevrijd wordt van zijn lichamelijke ‘omsluiting’ en deel wordt van het eeuwige Brahman.
  3. Karma betekent: handeling of daad. In je leven bouw je een soort rekening op van goede daden met goede resualten en slechte daden met slechte resultaten. Na je dood wordt ‘de rekening opgemaakt’ en op basis daarvan word je op een hoger of op een lager niveau wedergeboren. Door een goed karma kom je dichter bij verlossing (moksha). Karma hangt dus direct samen met reïncarnatie (wedergeboorte). In feite houdt reïncarnatie in dat het Atman een nieuwe ‘omsluiting’ krijgt. Niet de menselijke persoon gaat over op een ander leven (dat is immers vergankelijke materie!) maar het stukje Goddelijke principe (het Atman) dat in de mens aanwezig is.
  4. Reïncarnatie kan plaats vinden in een nieuwe menselijke vorm, maar ook in de vorm van een dier, een onbezield voorwerp of zelfs in een Goddelijke gestalte of in een hogere geest. Mocht wedergeboorte in een mens plaats vinden, dan is denkbaar dat iemand in een hogere of in een lagere kaste wedergeboren wordt.
  5. Bevrijding kan plaats vonden door geen gevolgen meer te creëren, zelfs niet goede gevolgen. Daardoor wordt de omsluiting van Atman door materie steeds dunner waardoor Atman (het wezenlijke, het goddelijke principe) meer ruimte krijgt. De mens kan bevrijding (moksha) realiseren door zich te houden aan dharma: de religieuze plichten. Het is nog beter als hij geen karma zou creëren. Daar heeft het hindoeïsme een aantal wegen voor en die worden verlossingswegen genoemd: karma-yoga, bhakti-yoga en onthechting (ascese). In het hindoeïsme is het mogelijk dat een mens tot een totale verlossing komt. Het gaat er daarbij om dat Atman bevrijd wordt uit zijn ‘gevangenis’ en teruggaat naar zijn oorsprong: het goddelijke.