Paragraaf 5 Is er leven na de dood?

5.2.1 Verdiepingsstof: christendom en dood

Onze huidige westerse ideeën over een leven na de dood zijn sterk beïnvloed door christelijke opvattingen, zoals die in de afgelopen eeuwen ontwikkeld zijn.

Als we ver teruggaan, zien we in het Jodendom vóór Christus de opkomst van het idee van de verrijzenis of opstanding. Daarmee werd bedoeld dat de gestorven mens uit de dood zal opstaan: weer levend zal worden. Hij zal voor eeuwig leven in een nieuwe wereld. Dit levend maken van de doden zal gebeuren door God zelf.

Ook de apostel Paulus zal later (in het Nieuwe Testament) de verrijzenis van de doden verkondigen. Overigens, we moeten deze ideeën uit de bijbel niet misverstaan: het gaat niet om een onsterfelijke ziel, die na de dood van de mens zou voortleven! Men kon zich de mens immers niet anders voorstellen dan bestaande uit geest/ziel enerzijds en een stoffelijk lichaam anderzijds. Verder was men van mening dat het een keer zal aflopen met de mensengeschiedenis en dat God dan mens en wereld opnieuw zal scheppen.

Onder invloed van het Griekse denken wint het idee van een vergankelijk lichaam en een onsterfelijke ziel echter toch terrein binnen het christendom. Vooral de ideeën van de Griekse filosoof Plato (427-347 v. Chr.) speelden hier een rol. Hij ging ervan uit dat het lichamelijke element van de mens bij diens dood ophoudt te bestaan, maar dat het geestelijke gedeelte (‘de ziel’) voortleeft. Het geestelijke is ons geschonken door God en bij onze dood keert dit weer terug naar zijn oorsprong. De scheiding tussen lichaam en geest noemt men dualisme.

Een van de effecten van deze Griekse invloed op het christendom was dat de kerk het lichaam als iets minderwaardigs ging zien of zelfs als iets slechts. Ook beïnvloedde het de manier waarop seksualiteit werd gezien.

 

Hemel en hel

Na verloop van tijd krijgt ook het idee van de hel meer en meer invloed binnen het christendom. Mensen die niet leefden volgens de normen van het geloof, en dus ‘zondigden’, zouden terechtkomen in de hel. Bij de hel had men het beeld van een brandende vuilnisbelt. In christelijke uitingsvormen (preken, boeken, schilderijen) zien we dat de mensen in de hel gemarteld worden door allerlei duivels. Dit beeld zou de mensen zodanig moeten afschrikken dat men het wel zou laten om te zondigen tegen de regels van het geloof. Ook had men bij het idee van de hel de bedoeling dat armen niet in opstand zouden komen tegen de machthebbers.

Naast de ideeën over een hemel en een hel ontstaat in de 13de eeuw, tijdens het Concilie van Lyon (1274), het idee van een vagevuur: een tussenstation tussen het moment van sterven en het eeuwig geluk in de hemel. Na een tijd van boetedoening voor de zonden is men voldoende gezuiverd en kan men (toch) in de hemel komen. Overigens heeft het idee van een vagevuur geen enkel aanknopingspunt in de bijbel.

Samenvattend kunnen we zeggen dat de écht goede mensen in de hemel terechtkwamen, de écht slechten in de hel, en de overigen in het vagevuur, alwaar ze via boetedoening alsnog naar de hemel konden ‘doorstromen’. Wanneer de levenden veel voor hen baden, werden de kansen om in de hemel te komen vergroot.

Veel christenen vinden tegenwoordig de ideeën over hemel, hel en vagevuur niet meer van deze tijd: ze geloven er niet meer in. Wel geloven ze in het idee van het christendom dat de dood niet het laatste woord heeft.


 

5.4 Spiritisme en dood

Spiritisten geloven dat mensen twee lichamen hebben: een stoffelijk en een astraal lichaam. Met dat laatste wordt een geestelijk lichaam bedoeld.

In het aardse leven horen het stoffelijke en het astrale lichaam bij elkaar. Als een mens dood gaat, volgt een splitsing tussen de twee lichamen. Het stoffelijk lichaam vergaat maar het astraal lichaam blijft gewoon leven. De mens blijft helemaal dezelfde persoon, net zoals toen hij op aarde leefde. De mens leeft even bewust als toen hij ook lichamelijk leefde.

Spiritisten geloven in een stoffelijke wereld en een niet-stoffelijke wereld. Die laatste wereld behoort toe aan God en aan de geesten. De menselijke geest kan zich als het ware met verschillende lichaamsvormen verbinden. Met het gewone, aardse lichaam en met een meer geestelijke lichaamsvorm. In dit verband wordt ook wel gesproken over een grof-stoffelijk cellenlichaam en een ijl-geestelijk lichaam. Een aanwijzing voor deze theorie zijn de zogenaamde uittredingen, aldus spiritisten. Een voorbeeld. Er was een vrouw die zich tijdens een operatie in een heel bijzondere toestand bevond. Ze had het gevoel dat ze uit haar lichaam was getreden, zwevend in de lucht, volkomen bewust van de grote veranderingen die in haar lichaam plaatsvonden. Ze wist zeker dat ze niet overleden was en dat ze eens weer in haar lichaam zou moeten terugkeren.

Langzamerhand voelde ze dat ze weer contact kreeg met haar lichaam. Nog voordat ze helemaal in haar aardse lichaam was teruggekeerd zei ze verschillende dingen over gebeurtenissen op straat. De artsen waren verbijsterd. Ze had absoluut het gevoel dat haar geestelijk lichaam het aardse lichaam tijdelijk verlaten had. Het spiritisme gaat uit van een leven na de dood, een hiernamaals.