Paragraaf 2 Informatie over de dood
2.3 Filosofen over godsdienst en dood
In de geschiedenis - en ook nu nog - zijn het met name de godsdienstige levensbeschouwingen geweest die zich bekommerd hebben om de dood. Zo ontstonden er voorstellingen over een leven na de dood. Ook werden rituelen ontwikkeld en gepraktiseerd die de overgang van dit leven naar een leven na de dood symbolisch vieren.
Er zijn zelfs denkers die ervan uitgaan dat de oorsprong van de godsdienst juist ligt in het fenomeen ‘dood’. Zo zag de Griekse filosoof Epicurus (330-260) godsdienst als ‘een ziekte waaraan mensen leden uit angst voor het hiernamaals’. De Engelse wijsgeer David Hume (1711-1776) verklaarde het bestaan van godsdienst uit de angst voor dood en ongeluk en uit het verlangen naar geluk en voedsel. Een andere filosoof, Mircea Eliade (1907-1986), beweerde dat de godsdienstige mens zijn eigen tijdelijkheid en vergankelijkheid probeert te overstijgen door deel te willen uitmaken van een groter - oneindig - geheel.
Volgens de filosoof Henri Bergson (1859-1941) is de mens het enige levend wezen dat zijn eigen dood kan voorzien en dat zich bewust is van de eindigheid van het leven. Maar juist dat unieke vermogen heeft wel tot gevolg dat diezelfde mens met veel (existentiële) angst en onzekerheid kampt, namelijk dat er een tijd komt dat hij er niet meer is, dat hij niet meer te midden van zijn familie en vrienden kan zijn en ook de angst voor wat er is ná zijn dood.