Paragraaf 7 Oefentoets bij dit hoofdstuk

Open vragen
1. In de klassieke oudheid (800 v. Chr. tot 500) zijn er denkers van wie we nu zeggen: zíj staan aan de basis van het humanisme. Geef hiervan twee voorbeelden en licht toe.
2. Noem een belangrijk Italiaans humanist uit de tijd van renaissance.
(par. 2 Verdiepingsstof)
3. Cicero schreef ‘Oratore’. Waarover gaat dit geschrift?
4. Het bewustzijn óók een individu te zijn, ontbrak bij de middeleeuwse mens. Leg dit uit.
5. Noem een aantal belangrijke verlichtingsdenkers (min. 4).
6. In de periode van het nieuw-humanisme was er minder ruimte voor het idee dat God en mens náást elkaar kunnen bestaan. Leg dit uit.
7. Geef twee voorbeelden van \'blijf van me af rechten\'.
8. Welke verklaring hebben humanisten vaak voor het gegeven dat er mensen zijn die wel geloven in een leven na de dood?
9. Wat bedoelen we met de instrumentele waarde van het dier?
10. Sartre had kritiek op de verschillende godsdiensten. Leg dit uit.
11.a. Wat is het Humanistisch Verbond?
     b. Hoeveel leden heeft deze organisatie?
(par. 5 Verdiepingsstof)
12. Noem een aantal beroemde vrijdenkers (min. 3.)
13. Kennis is macht. Leg dit uit.


Multiple-choice vragen: goed of fout
Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!

1. De klassieke oudheid is de periode tussen 500 v. Chr. tot 800.
2. De renaissance speelt in de periode tussen de 15- en 17-de eeuw.
(par. 2 Verdiepingsstof)
3. Cicero stond bekend als de grootste Romeinse redenaar.
4. Bekende humanisten uit de periode van het Renaissance-humanisme waren Desiderius Erasmus, Pico della Mirandola en Thomas More.
5. De Nieuw-humanisten bepleitten een nieuw schooltype, namelijk het gymnasium.
6. Het Modern humanisme is sterk theïstisch ingesteld.
7. Volgens het humanisme moet de mens zich vooral laten leiden door zijn emoties.
8. Volgens een humanist moet de mens zelf beslissen over hoe hij wil leven.
9. Instrumentele waarde van de natuur: de waarde van de natuur in zich zelf.
10. Sartre vond dat de mens zich meer aan de Bijbel moest houden.
11. Het Humanistisch Verbond heeft ongeveer 100.000 leden.
(par. 5 Verdiepingsstof)
12. Domela Nieuwenhuis was liberaal en vrijdenker.
13. Volgens Bacon hoort in een democratische samenleving de macht toe te komen aan het volk of van de vertegenwoordigers van het volk.

Antwoorden

Open vragen
1. De Griekse filosoof Socrates en de Romeinse politicus/filosoof Cicero. Typisch voor deze denkers uit de klassieke oudheid is dat ze van mening waren dat de mens in zijn zoeken naar zin óók gebruik moet maken van zijn eigen verstand, naast of in de plaats van het geloof.
2. Petrarca.
3. Cicero beschrijft hierin de eisen die gesteld moeten worden aan de redenaar en de kunst van het redeneren.
4. De middeleeuwen werden gedomineerd door het christendom. De mens was totaal ondergeschikt aan God. Er werd weinig waarde toegedicht aan de mens en bovendien ging men ervan uit dat de mens tot het slechte geneigd was (denk aan de erfzonde). Het kon met de mens alleen goed komen als hij zich helemaal richtte op God. Het totale geluk was niet haalbaar op deze aarde, maar wel later in de hemel. De middeleeuwse mens was daarnaast ook vooral een groepsmens: hij was lid van de kerk, lid van een gilde, etc.
5. Isaac Newton, Baruch de Spinoza, Immanuel Kant, Voltaire, John Locke, David Hume, en Thomas Hobbes.
6. Het idee ‘God’ werd in strijd geacht met de wetenschappelijke inzichten. Bovendien had men de overtuiging dat het geloof in God tekort deed aan de menselijke waardigheid omdat de mens dan niet meer een vrij en verantwoordelijk wezen kon zijn.
7. Je mag als kind niet gedwongen worden om te werken.
Je mag als kind niet mishandeld worden.
Je mag als kind niet het slachtoffer worden van oorlog en geweld.
Je mag als kind niet het slachtoffer worden van seks.
8. Mensen die verlangen naar een leven na de dood hebben moeite met de gedachte dat er niets is na dit leven. Ze kunnen dat niet accepteren en daarom fantaseren ze dat er wel iets is.
9. Mensen kunnen gebruik maken van dieren en planten, bijvoorbeeld om zich te voeden.
10. Godsdiensten leggen het wezen van de mens vast. Vervolgens geven de godsdiensten aan hoe de mens moet leven en zich gedragen. Op deze manier wordt de vrijheid van de mens enorm beperkt.
11. a. De belangrijkste humanistische organisatie in Nederland.
      b. Het verbond telt ongeveer 11.000 leden.
12. Baruch de Spinoza, Domela Nieuwenhuis, Wilhelmina Drucker en Anton Constandse.
13. Door gebruik te maken van wetenschap en techniek kan de mens de natuur overwinnen en allerlei maatschappelijke problemen oplossen. Kennis geeft de mogelijkheid om zaken naar je hand te zetten en te veranderen.


Multiple-choice vragen

1g, 2f, 3g, 4g, 5g, 6f, 7f, 8g, 9f, 10f, 11f, 12f, 13f.