Paragraaf 6 Oefentoets bij dit hoofdstuk
Open vragen
1. In de joodse godsdienst staat het verbond tussen God en het joodse volk centraal. Leg dit uit.
2. Leg uit wat de opstanding en hemelvaart van Jezus inhouden.
3. Noem de naam van een belangrijke kerkvader.
4. Wat waren kruistochten en wanneer speelden die?
5. Wanneer begint de secularisatie en wat houdt het in? Betrek in je antwoord ook de begrippen ratio, natuur en wetenschap.
6. Het verhaal van Adam en Eva is bekend als het verhaal van de ‘erfzonde’. Leg dit uit.
7. In de eerste eeuwen na Christus wordt de Koninklijke waardigheid van de mens benadrukt. Leg dit uit.
8. Waar gaat het Bijbelse boek de ‘Openbaring’ over?
9. Laat zien dat hedonisme en verstand goed met elkaar (kunnen) samengaan.
10. Hoe keek kerkvader Augustinus (354-430) aan tegen geluk op aarde?
Multiple-choice vragen: goed of fout
Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!
1. In de joodse godsdienst staat het verbond tussen Mozes en het joodse volk centraal.
2. Christenen die in afzondering wilden leven, werden lectoren genoemd.
3. Voorbeelden van kloosterordes zijn de Augustijnen, Norbertijnen, Karmelieten, Dominicanen, Franciscanen, Clarissen en Jezuïeten.
4. De leiders van de Hervorming waren Luther, Calvijn en Erasmus.
5. CNV: een afkorting van Christelijk Nationaal Verbond.
6. De evangelisten vonden vooral de boodschap van Jezus belangrijk en datgene wat hij voor mensen betekend had.
7. De Openbaring is het voorlaatste boek uit de Bijbel.
8. De profeten klaagden nooit over onrecht en onderdrukking.
9. Genieten heeft heel veel te maken met behoeftebevrediging en met zintuiglijke prikkels.
10. Volgens een eudemonist kun je vooral gelukkig worden door een deugdzaam leven.
11. Vroeger gold voor christenen heel vaak dat heil slechts te maken had met de menselijke persoon, met het individu, aldus Edward Schillebeeckx.
Antwoorden
Open vragen
1. God kiest het joodse volk (Israël) uit tot zíjn volk. God zorgt voor bescherming van het joodse volk en voor een eigen land: het beloofde land. Aan de andere kant hoort het joodse volk te leven volgens de leefregels (de wetten) van God. Het joodse volk kan een gelukkige toekomst tegemoet gaan als het leeft naar de bedoeling van God.
2. Volgens de Bijbelse verhalen is Jezus drie dagen na zijn dood opgestaan en verschenen aan verschillende van zijn leerlingen en vrienden. Hij zou met hen gesproken en gegeten hebben. Veertig dagen na zijn opstanding is Jezus naar de hemel ‘gevaren’ (Hemelvaart).
3. Augustinus (354-430 na Chr.).
4. In de periode van 1095 tot 1291 probeerde het christelijke West-Europa door kruistochten (heilige oorlogen) gebieden die verloren waren gegaan aan de islam, terug te veroveren.
5. Na de vijftiende eeuw raken de kerken steeds meer in een verdedigende positie tegenover nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en stromingen. De invloed van de kerk en het geloof in de samenleving neemt langzamerhand af. Belangrijk daarbij is de periode van de verlichting in de achttiende eeuw met haar nadruk op een verstandelijke benadering van de werkelijkheid (rationalisme). Ook dient gedacht te worden aan de opkomst van wetenschap en techniek (vooral de natuurwetenschappen), vormen van atheïstische filosofie en aan stromingen als humanisme, liberalisme, socialisme en feminisme.
6. Adam en Eva maakten een fundamentele fout. Ze wilden zijn als God (ze wilden ook de kennis hebben van goed en kwaad) en konden zich niet beheersen. Ze legden zich niet neer bij de beperkingen die eigen zijn aan het menselijk bestaan. De mens gaat gebukt onder de grote fout die Adam en Eva hebben gemaakt. Het kwaad is zo de wereld binnengekomen en de mens zal altijd dit kwaad met zich meedragen. De mens zal nooit zélf het kwaad van de zondeval kunnen uitwissen. De redding van de mens ligt in de hand van God. Gelukkig heeft hij (later) zijn zoon (Jezus van Nazareth) gestuurd die wel in staat was om de verzoekingen van de duivel te weerstaan.
7. De mens is door God geschapen als beeld van God en toegerust met het vermogen tot zelfstandig handelen en oordelen. De mens kan zelf een keuze maken tussen goed en slecht (morele vrijheid).
8. Het boek bevat droombeelden (visioenen) en toekomstvoorspellingen over het einde der tijden (met het laatste oordeel van Christus) en een daaropvolgende nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin alles goed zou komen met de mensheid.
9. Epicurus, een beroemde hedonist, wees er op dat je verstand moet gebruiken, wil je zoveel mogelijk genieten in het leven. Je moet steeds berekenen wat het meeste genot verschaft of wat het meeste onlust vermijdt. Voor een hedonist gaat het er uiteindelijk om dat je ook in de toekomst genotservaringen kunt opdoen.
10. Volgens Augustinus is de hele schepping, inclusief de mens, door de zonde bedorven. De mens zelf is niet in staat iets goeds tot stand te brengen. Voor zover hij geluk ondervindt in zijn leven is dat een gave van God. Geluk op aarde heeft eigenlijk geen betekenis: het heeft nauwelijks waarde. Er is alleen plaats voor heil en dat komt van God en het echte heil vinden we niet in dit leven maar in een leven ná de dood.
Multiple-choice vragen: goed of fout
1f, 2f, 3g, 4f, 5f, 6g, 7f, 8f, 9g, 10g, 11g.
1. God kiest het joodse volk (Israël) uit tot zíjn volk. God zorgt voor bescherming van het joodse volk en voor een eigen land: het beloofde land. Aan de andere kant hoort het joodse volk te leven volgens de leefregels (de wetten) van God. Het joodse volk kan een gelukkige toekomst tegemoet gaan als het leeft naar de bedoeling van God.
2. Volgens de Bijbelse verhalen is Jezus drie dagen na zijn dood opgestaan en verschenen aan verschillende van zijn leerlingen en vrienden. Hij zou met hen gesproken en gegeten hebben. Veertig dagen na zijn opstanding is Jezus naar de hemel ‘gevaren’ (Hemelvaart).
3. Augustinus (354-430 na Chr.).
4. In de periode van 1095 tot 1291 probeerde het christelijke West-Europa door kruistochten (heilige oorlogen) gebieden die verloren waren gegaan aan de islam, terug te veroveren.
5. Na de vijftiende eeuw raken de kerken steeds meer in een verdedigende positie tegenover nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en stromingen. De invloed van de kerk en het geloof in de samenleving neemt langzamerhand af. Belangrijk daarbij is de periode van de verlichting in de achttiende eeuw met haar nadruk op een verstandelijke benadering van de werkelijkheid (rationalisme). Ook dient gedacht te worden aan de opkomst van wetenschap en techniek (vooral de natuurwetenschappen), vormen van atheïstische filosofie en aan stromingen als humanisme, liberalisme, socialisme en feminisme.
6. Adam en Eva maakten een fundamentele fout. Ze wilden zijn als God (ze wilden ook de kennis hebben van goed en kwaad) en konden zich niet beheersen. Ze legden zich niet neer bij de beperkingen die eigen zijn aan het menselijk bestaan. De mens gaat gebukt onder de grote fout die Adam en Eva hebben gemaakt. Het kwaad is zo de wereld binnengekomen en de mens zal altijd dit kwaad met zich meedragen. De mens zal nooit zélf het kwaad van de zondeval kunnen uitwissen. De redding van de mens ligt in de hand van God. Gelukkig heeft hij (later) zijn zoon (Jezus van Nazareth) gestuurd die wel in staat was om de verzoekingen van de duivel te weerstaan.
7. De mens is door God geschapen als beeld van God en toegerust met het vermogen tot zelfstandig handelen en oordelen. De mens kan zelf een keuze maken tussen goed en slecht (morele vrijheid).
8. Het boek bevat droombeelden (visioenen) en toekomstvoorspellingen over het einde der tijden (met het laatste oordeel van Christus) en een daaropvolgende nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin alles goed zou komen met de mensheid.
9. Epicurus, een beroemde hedonist, wees er op dat je verstand moet gebruiken, wil je zoveel mogelijk genieten in het leven. Je moet steeds berekenen wat het meeste genot verschaft of wat het meeste onlust vermijdt. Voor een hedonist gaat het er uiteindelijk om dat je ook in de toekomst genotservaringen kunt opdoen.
10. Volgens Augustinus is de hele schepping, inclusief de mens, door de zonde bedorven. De mens zelf is niet in staat iets goeds tot stand te brengen. Voor zover hij geluk ondervindt in zijn leven is dat een gave van God. Geluk op aarde heeft eigenlijk geen betekenis: het heeft nauwelijks waarde. Er is alleen plaats voor heil en dat komt van God en het echte heil vinden we niet in dit leven maar in een leven ná de dood.
Multiple-choice vragen: goed of fout
1f, 2f, 3g, 4f, 5f, 6g, 7f, 8f, 9g, 10g, 11g.