Paragraaf 2 Geschiedenis van het christendom
a. Lees de volgende tekst.
Maarten Luther
Maarten Luther geldt als een inspirerende persoon binnen het christendom. Hij is een van de grondleggers van het protestantisme. Luther werd geboren in 1483 te Eisleben (Duitsland).
Hij studeerde rechten en trad vervolgens - na een hevige innerlijke crisis - in bij de Augustijner monniken. In 1507 werd Luther priester gewijd en in 1512 promoveerde hij tot doctor in de theologie (godgeleerdheid). Hij was op de universiteit van Wittenberg werkzaam als hoogleraar Bijbeluitleg. Steeds meer kreeg hij moeite met bepaalde praktijken in de katholieke kerk van zijn tijd. Zijn kritiek kwam onder neer op een aantal punten waaronder de volgende vijf:
1. In de katholieke kerk was de paus (en zijn opvattingen) heel belangrijk geworden terwijl voor Luther de inhoud van de Bijbel veel belangrijker was. Volgens Luther moet een christen leven naar wat in de Bijbel staat. De mening van de Bijbel gaat voor de mening van de paus! Vandaar dat Luther vond dat iedereen de Bijbel zelf moest lezen, overdenken en naar eigen geweten toepassen.
2. De katholieke kerk had destijds de opvatting dat mensen in de hemel komen als ze oprecht spijt hebben van hun slechte daden (zonden). Ook ‘goede werken’ (iets goed doen voor een ander) kunnen daar aan bijdragen. Luther was echter de mening toegedaan dat alleen het geloof zelf ertoe kan bijdragen dat een mens in de hemel komt. ‘Als je niet gelooft, kom je er nooit.’
3. Ook de aflaatpraktijk in de katholieke kerk was een doorn in het oog voor Luther. Een aflaat was oorspronkelijk een kwijtschelding van de genoegdoening die iemand verschuldigd was als hij iets fout had gedaan. Door het afkopen van een aflaat (bijvoorbeeld een liefdadigheidsgift aan de armen of de kerk) kon je bijvoorbeeld vrijgesteld worden van een bedevaart naar een ver oord. Steeds meer werd het afkopen van aflaten de praktijk in de katholieke kerk en voor de paus en de kerk werd deze praktijk een dankbare inkomstenbron. In de katholieke kerk groeide de overtuiging dat zonden op deze manier konden worden uitgewist. Luther had daar grote moeite mee.
4. Voor de katholieke kerk werd de buitenkant van het geloof steeds belangrijker. Denk aan de rijkdom, de pracht en praal van de kerken uit die tijd en denk aan de bedevaarten, de optochten en de aanstootgevende levensstijl van veel kerkelijke leiders (paus, kardinalen en bisschoppen). Luther wees dit alles af want volgens hem bestaat de kern van het christendom in het woord van God en dat vind je in de Bijbel. Door zo met uiterlijkheden bezig te zijn, kan de christen de kern van het geloof niet meer waarnemen, aldus Luther.
5. De katholieke kerk erkende zeven sacramenten: de doop, het vormsel, de eucharistie, de biecht, de ziekenzalving, de priesterwijding en het huwelijk. Luther zei: ‘Er zijn maar twee sacramenten: de doop en het avondmaal. Deze beide zijn ingesteld door Christus zelf terwijl de andere vijf zijn bedacht door de katholieke kerk. Ze zijn niet ‘echt’.’
De Reformatie
In 1517 maakt Luther een pamflet met 95 stellingen (vooral over de aflaatkwestie) dat hij op de deur van kerk in Wittenberg vastspijkert. In eerste instantie wilde hij een discussie uitlokken. Luther wilde geen nieuwe kerk stichten maar zijn eigen katholieke kerk veranderen. In 1520 werd hij echter uit de kerk gezet. Zo ontstond er rond zijn persoon toch een nieuwe kerk. Luther stierf na een bewogen leven in 1546 en werd in Wittemberg begraven.
Luther was voor veel christenen een lichtend voorbeeld. Zo ontstonden er nieuwe kerken met vergelijkbare opvattingen als Luther had. Deze ontwikkeling noemen we de Hervorming of ook wel Reformatie. In Nederland hebben twee grote kerkgenootschappen hun wortels in de Hervorming:
- de Nederlandse Hervormde Kerk.
- de Gereformeerde Kerken in Nederland.
In 2004 fuseerden deze tweede kerkgenootschappen samen met de Evangelisch Lutherse Kerk in het Koninkrijk er Nederlanden tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Het protestantisme in Nederland werd vooral beïnvloed door de hervormer Johannes Calvijn (1509-1564).
b. Luther was het niet eens met een aantal zaken binnen de katholieke kerk. Geef de opvattingen van Luther weer aan de hand van vier stellingen.
Stelling 1: -
Stelling 2: -
Stelling 3: -
Stelling 4: -