Paragraaf 8 Leerpunten bij dit hoofdstuk

1. Belangrijke uitingsvormen van levensbeschouwing
a. inspirerende personen
b. belangrijke geschriften
c. rituelen, feesten, symbolen
d. organisaties
2. Inspirerende personen zijn personen die door hun gedrag een groot voorbeeld zijn voor mensen.
3. Gemeenschappelijke levensbeschouwingen gebruiken geschriften om duidelijkheid te creëren voor hun leden en ook aantrekkelijk en herkenbaar te zijn voor anderen.
4. Heilige boeken zijn de belangrijke geschriften van religieuze levensbeschouwingen. In deze boeken speelt ‘het hogere’ (God) een belangrijke rol.
5. Een mythe is een verhaal dat binnen een groep wordt doorverteld, waarin ervaringen van mensen verwoord worden en waarin voorlopige antwoorden worden gegeven op levensvragen. Een mythe is geen historisch verhaal maar bevat wel een bepaalde levensbeschouwelijke boodschap. Mythen zijn veelal geschreven in literaire, poëtische taal.
6. Het scheppingsverhaal uit Genesis 1 en 2 is een mythe en gaat niet over het verleden maar over de toekomst! Het geeft een richting aan voor een zinvolle en gelukkige toekomst voor de mens.
7. Een ritueel is een gebruik dat steeds terugkeert op een vast tijdstip of bij een bepaalde gelegenheid.
8. Zes kenmerken van levensbeschouwelijke rituelen:
a. hebben een vast patroon.
b. bestaan uit woorden, daden en symbolen.
c. voltrekt men bij ervaringen van levensbelang.
d. verwijzen naar wat belangrijk is.
e. versterken het gemeenschapsgevoel.
f. maken mensen (weer) sterk.
9. Blijdschap en dankbaarheid spelen een belangrijke rol bij feesten. Voorbeelen van levensbeschouwelijke feesten zijn het Suikerfeest en Divali.
10. Drie kenmerken van een symbool
a. is meestal tastbaar.
b. geeft aan hoe je over belangrijke dingen in het leven denkt.
c. maakt herkenning mogelijk.
11. Het verschil tussen een symbool en een teken:
Symbool:
 a. méér-duidig    
b. is deel van waar het naar verwijst
c. verwijst naar de fundamenten van het bestaan
Teken:
a. één-duidig
b. staat los van waar het naar verwijst.
c. verwijst naar de praktische kant van het leven.

12. Rites de passage zijn overgangsrituelen. Voorbeelden zijn rituelen rond geboorte, huwelijk en doodgaan.
13. Gemeenschappelijke levensbeschouwingen hebben organisaties nodig om te (blijven) bestaan. Er zijn actieve en passieve aanhangers van levensbeschouwelijke organisaties.
14. Bij levensbeschouwelijke discussies is het belangrijk dat je steeds goede argumenten geeft voor je standpunt. Goede argumenten kunnen de volgende elementen bevatten: bepaalde principes (bijvoorbeeld vrijheid, rechtvaardigheid, privacy, eerlijkheid, etc.), nuttigheid (weging van voor- en nadelen), feiten en cijfers, oorzaak en gevolg, analogie (een vergelijking maken met een andere situatie).
15. Vier veel voorkomende argumentatiefouten:
a. Autoriteitsargumenten.
b. Persoonsgebonden argumenten (Ad Hominem).
c. Ongegronde generaliseringen.
d. Normen ontlenen aan feiten.